Syndroom van Asperger

Syndroom van Asperger

Het syndroom van Asperger kent pas sinds 1994 toekenning in de DSM classificatie. Tot die tijd was er minder over bekend, hoewel de psychiater en kinderarts Hans Asperger in 1944 al een proefschrift schreef over deze ‘kleine professors’. Dat proefschrift werd in 1981 eigenlijk pas echt bekend doordat het door de Engelse Lorna Wing meer onder de aandacht werd gebracht. In 1991 werd zijn proefschrift vertaald in een boek ‘Autism and Asperger Syndrome’.
Een stukje geschiedenis is in deze belangrijk om zo tot inzicht te komen dat er vele mensen zijn die het Syndroom van Asperger hebben, maar hier op jonge leeftijd niet de juiste diagnose voor kregen. Gewoonweg omdat er niet voldoende over bekend was.
Bij deze groep mensen zie je meer en meer dat zij op volwassen leeftijd alsnog de diagnose krijgen. Het zijn vooral mensen die weten dat ze anders denken, die er alles aan doen om dit niet op te laten vallen, maar die ondertussen het internet afstruinen naar extra informatie. Eigenlijk hebben ze hun eigen diagnose al gesteld.
Mensen met het syndroom van Asperger hebben een normaal of hoger IQ. Het neurologisch profiel van iemand met Asperger zou niet veel verschillen met dat van iemand met de diagnose HFA ( Hoog Functionerend Autisme). Ook NLD (Non-verbal Learning Disabilities) zou dezelfde neurologische kenmerken bevatten, waardoor deze drie stoornissen niet veel van elkaar verschillen.
Het is daarom mogelijk dat het syndroom van Asperger in de nieuwe DSM-V niet meer als afzonderlijke stoornis wordt besproken, maar op wordt genomen onder de noemer autismespectrum.

 

Taalontwikkeling

Bij het syndroom van Asperger is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van taalvaardigheid op jonge leeftijd. In de kinderleeftijd zie je vaak dat deze kinderen een ruime woordenschat hebben en makkelijk praten over bepaalde onderwerpen waar zij veel van af weten. Ze hebben een specifieke manier om de dingen uit te leggen of te beredeneren. In hun ogen doen ze dit perfect, maar voor een ander kan dit soms wat vreemd overkomen.
Dat komt omdat het kind woorden kan gebruiken die eigenlijk nog niet bij die leeftijd passen. En deze kinderen hebben moeite om hoofd- en bijzaak van elkaar te onderscheiden, waardoor hun verhaal zijsporen kan krijgen die voor een ander niet van toepassing zijn.

 

Sociaal contact

De persoon met Asperger heeft zeker de behoefte tot het maken van sociaal contact, maar heeft daar grote moeite mee. Deze moeite wordt doorgaans door de vrouwen makkelijker gecompenseerd door imitatie gedrag. Echter vraagt dit enorm veel inspanning en observaties waardoor deze vrouwen sneller last kunnen ondervinden van overprikkeling.
Mannen met het syndroom van Asperger lijken zich hier iets minder mee bezig te houden. Bij hen zie je vaak de uitgesproken interesse voor een bepaald onderwerp of activiteit sterker naar boven komen.
Deze uitgesproken interesse wordt pas beschouwd als een probleem als dit ook daadwerkelijk het dagelijks leven en functioneren van deze persoon belemmerd. Daarbij kun je denken aan verwaarlozing van persoonlijke verzorging, huishouden en bijvoorbeeld administratieve zaken. Men spreekt pas over verwaarlozing als dit structureel voor een langere periode voorkomt. Deze interesses kunnen ook veranderen of elkaar afwisselen in bepaalde periodes.
Men moet deze interesses niet vergelijken met de moeite die veel mensen met het syndroom van Asperger hebben om halverwege een taak te stoppen. Het niet af kunnen sluiten van een taak als deze niet voltooid is, heeft een andere grondslag.
Echter kunnen beide wel met elkaar te maken hebben. Daarvoor dient men te weten of de taak in verband staat met de huidige preoccupaties.

Face to face contacten worden vaak als moeilijk ervaren door deze groep mensen. Dat komt doordat er sprake is van oogcontact. De spelregels rondom het maken van oogcontact zijn onduidelijk en wisselen per situatie en gespreksonderwerp. Dat maakt het onmogelijk om daar een vaste regel toe te passen.

Het zelfbeeld van de persoon met het syndroom van Asperger kan hier ook nog een rol inspelen. Doordat deze groep mensen zich bewust is van de situaties waarin ze het moeilijk hebben, kunnen ze nog onzekerder worden. Ze willen niet dat een ander in de gaten heeft waar ze mee worstelen. Ze willen als volwaardig worden gezien en behandeld. Maar ondertussen gebeurt er enorm veel in de hersenen en beleving van deze personen. Die activiteiten brengen chaos met zich mee en vervolgens kan men daardoor het overzicht kwijtraken. Als je de situatie niet meer in de hand hebt, wordt je onzeker. Deze onzekerheid en chaos maken dat de persoon gaat piekeren en daarbij kan gaan twijfelen aan zichzelf. De beperking in sociale interacties en in het benoemen van gevoelens en emoties, beperkt deze persoon in het oplossen van die ongemakkelijke situatie. Specifieke trainingen in sociale redzaamheid en assertiviteit ( opkomen voor jezelf), kunnen hierin een ondersteuning bieden.

 

Letterlijk denken

Het letterlijk denken en interpreteren van opdrachten komt op alle leeftijden en bij beide geslachten voor bij het syndroom van Asperger. Maar door het niveau van deze mensen is het bijvoorbeeld wel mogelijk om hen het onderscheid tussen realiteit en fantasie aan te leren. Zo geldt dat ook voor het aanleren en gebruiken van spreekwoorden en gezegden. De mensen die op de lagere school de oude spelling hebben aangeleerd gekregen, kunnen wel moeilijkheden ondervinden met de nieuwe spelling. Maar ook hier geldt dat ieder persoon met Asperger anders is.

 

Voorbeeld:

Tijdens een werkoverleg worden er taken verdeeld. Enkele taken blijven openstaan omdat niemand die eigenlijk leuk vindt. De persoon met Asperger voelt zich verantwoordelijk omdat toch alle taken gedaan moeten worden. Als niemand anders het doet, doet die persoon het dan maar. Met het mogelijke gevolg van overbelasting of toenemende werkdruk.
Een ander persoon met Asperger kan zich niet rechtstreeks aangesproken voelen en niet in de gaten hebben dat hij of zij nog geen enkele taak op zich heeft genomen. De leidinggevende heeft immers gevraagd of iemand die taak wilde vervullen en de persoon met Asperger wil dat niet. Daarmee houdt het voor hem of haar op. Hij of zij ziet niet in dat de taken niet gelijkwaardig zijn verdeeld onder alle teamleden.

 

Helaas komt het nog regelmatig voor dat een dergelijke situatie als onwil of opschepperig wordt beschouwd door teamleden. Terwijl dat zeker niet het geval hoeft te zijn. Als de persoon met Asperger wat langer meedraait in een team, leert hij de regels en gang van zaken kennen. De persoon met Asperger kan leren uit ervaringen, maar zal steeds alert zijn in nieuwe situaties.