Autisme en medicatie

Autisme en medicatie

Pilletje erin en klaar, is er helaas waar niet bij autisme. Autisme is niet te genezen met medicatie en toch wordt er vaak medicatie voorgeschreven door artsen en psychiaters. Deze medicatie wordt ingezet als symptoombestrijding, maar haalt de oorzaak niet weg.

Echter kan de symptoonbestrijding in vele situaties positief bijdragen aan het leven van iemand met autisme. Denk daarbij aan bijvoorbeeld extreme angsten, fobieën. overdrive aan prikkels, overbelasting, veranderingen etc. Daarbij kan nog een onderscheid gemaakt worden in structurele medicatie of incidenteel medicijngebruik. Structureel gebruik kan bijdragen aan een constante ondersteuning waardoor hert welbevinden van een persoon met autisme 24 uur per dag ondersteund wordt. Bij incidenteel medicijngebruik kan gedacht worden aan ondersteuning door medicatie alleen op die momenten dat het nodig is, zoals bijvoorbeeld bij een paniekaanval of een stressvolle periode. Wat dat betreft is geen enkel persoon hetzelfde en dat geldt dus ook voor mensen met autisme.


Richtlijnen

Wanneer heeft iemand nu medicatie nodig en waar baseer je dat op? Allereerst moet duidelijk zijn wat je met de medicijnen wilt bereiken. Vervolgens kijk je of er met wat aanpassingen een oplossing of verlichting bereikt kan worden. Soms kan daar tijdelijke medicatie een oplossing bieden om de persoon met autisme een ondersteuning te geven bij de aanpassing en verandering. Professionele hulp van iemand met een ruime kennis en ervaring met autisme kan daarbij een hulpmiddel zijn.

Enkele voorbeelden waarbij medicatie ingezet kan worden:
• Als verbale communicatie afwezig is, sterk belemmerd wordt of verstoord is. Waardoor de persoon met autisme frustraties opbouwt bij het zich niet duidelijk kunnen maken en met name door het niet begrepen worden door de omgeving.
• Als gevolg van structurele overbelasting doordat de persoon met autisme extreme moeite heeft met filteren van informatie. Door het niet kunnen filteren van deze prikkels en het vervolgens niet kunnen verwerken van deze prikkels, vindt er een overbelasting plaats. Als gevolg van deze overbelasting, kan de persoon met autisme allerlei vormen van gedrag laten zien die schadelijk kunnen zijn voor zichzelf of personen in zijn/haar omgeving. Denk daarbij aan extreme agressie op zowel verbaal als fysiek vlak.
• Psychische aandoeningen zoals bijvoorbeeld een depressie, schizofrenie,angststoornis met bijvoorbeeld pleinvrees of een psychose.
• Als de persoon sterk vasthoudt aan vaste structuren en rituelen en daarbij geen mogelijkheid ziet hier van af te wijken. Vaste rituelen en structuren helpen iemand met autisme vaak om handelingen te kunnen verrichten en zelfstandigheid op te bouwen. Echter is het ook van groot belang een bepaalde flexibiliteit te behouden om niet letterlijk vast te komen zitten in hun eigen functioneren.
• Slaapondersteuners waardoor het lichaam zeker goed tot rust komt in de nacht. Hierdoor heeft de persoon met autisme overdag een grotere buffer om te kunnen functioneren. Vele mensen met autisme blijken ’s nachts in het onderbewustzijn toch nog actief te zijn. Dit kan je herkennen door bijvoorbeeld tandenknarsen. Verder komt het vaak voor dat men moeite heeft met inslapen en doorslapen o.a. vanwege de vele prikkels die nog niet verwerkt zijn.

Soorten medicatie

Er is een waaier van aanbod op de markt wat betreft medicatie. Deze medicatie is niet zonder voorschrift te verkrijgen, omdat gebruik altijd strikt opgevolgd dient te worden door een bevoegd arts of psychiater. Uit de praktijk is al vaak gebleken dat medicatie bij mensen met autisme niet direct het gewenste effect hebben. Er zijn gevallen bekend waarbij de medicatie juist het tegenovergestelde effect liet zien. De zoektocht naar de juiste medicatie kan daarom soms de nodige tijd in beslag nemen.

De meest voorkomende medicatie wordt ingezet als prikkeldemping, agressie regulatie, voorkomen van een psychose, hormonen ( bij vrouwen), combinatie van autisme en adhd. Ook anti-epileptica en antidepressiva worden vaak ingezet om de transmitters in de hersenen te ondersteunen/herstellen. Men dient rekening te houden met mogelijke bijwerking. De meest voorkomende bijwerking is een matte stemming. Het is zaak aan de persoon met autisme en/of zijn directe omgeving om wisselingen in gedrag en andere signalen op te pikken en te bespreken met de arts. Dit is nodig om tot een goede dosering te komen waarbij de medicatie effect heeft, maar de persoon met autisme niet belemmerd op andere gebieden. Men moet niet ‘aan de rand’ van zijn/haar leven functioneren, maar met beide voeten in het leven kunnen staan. Dat is het bestaansrecht van eenieder, ook al vertoond met ongewenst agressief gedrag. Echter dient dit gedrag nooit goedgekeurd te worden, maar men dient te achterhalen waar dit gedrag vandaan komt. Vaak maken de inzichten van de omgeving, in de oorzaak van het gedrag, dat het gedrag wordt aangepakt en niet de persoon met autisme.

Verder kan net als bij ieder ander persoon ondersteuning nodig zijn bij het optimaal functioneren van de organen. Veel voorkomende klachten hebben te maken met o.a. het maag/darmstelsel en hoofdpijnen/migraine. Fysieke pijnen werken door op je gemoedstoestand, maar brengen daarnaast ook toxines in de bloedbaan die vervolgens de hersenactiviteit beïnvloeden. Zie hiervoor ‘autisme en voeding’.

Visolie, pro-biotica en andere homeopathische of andere natuurlijke middelen kunnen hier een uitkomst bieden. Visolie is in die zin onschuldig, mits de dagelijkse aanbevolen dosering niet overschreden wordt. Bij kinderen met autisme heeft visolie al meerdere positieve effecten opgeleverd, zoals een kind wat duidelijker is gaan praten, een kind dat rustiger is geworden waardoor hij zich beter kon concentreren en een kind dat zich over het algemeen relaxter is gaan gedragen. Vaak is visolie de 1ste stap die ouders zetten om hun kind medicamenteus te ondersteunen.

Autisme kenmerken test van 0 tot 2 jaar

In de eerste 17 maanden van het leven van een kind is het erg moeilijk te zien of een kind autisme heeft. Gedragingen die kinderen met autisme in deze levensfase vertonen zijn ook waar te nemen bij kinderen die gezond zijn. Bij de kinderen die zich gezond ontwikkelen, houden de gedragingen op een gegeven moment (dagen, weken) weer op.

Als je bezorgd bent omdat je als ouder het idee hebt dat er iets met je kind aan de hand is zijn er een aantal autisme kenmerken waar je op kan letten. Deze specifieke  autisme kenmerken vind je onder de home knop in de menubalk.

Op deze pagina vind je een aantal testvragen die je kan stellen over het gedrag van je kind. Indien er meerdere testvragen met het antwoord zoals gegeven beantwoord worden is het risico op autisme groter.

Let op! Kinderen in de leeftijd van 0- 4 doorlopen een aantal fasen waarbij sommige gedragingen als autisme kenmerken opgevat kunnen worden. Bij kinderen die zich normaal ontwikkelen kunnen deze fasen enige tijd aanhouden (dagen, weken) en gaan vanzelf weer over. Raadplaag bij enige bezorgdheid altijd een arts!

Vragenlijst 0-1 jaar:

  • Heeft u goed oogcontact met uw kind? (vanaf de 1e week )
  • Antwoord: nee
  • Als u lacht naar uw kind lacht het dan ook terug? (vanaf de 3e maand )
  • Antwoord: nee
  • Vind uw kind het prettig om te knuffelen?
  • Antwoord: nee
  • Houdt uw kind van aanraken
  • Antwoord: nee
  • Heeft uw kind een monotone uiting van de stem
  • Antwoord: ja
  • Als u uw kind zijn of haar naam roept reageert uw kind daarop? (na 6 maanden en met een goed gehoor)
  • Antwoord: nee
  • Vertoont uw kind doelwitmotoriek (bepaalde hand of vingerbewegingen)
  • Antwoord: ja
  • Wordt uw kind in beslag genomen door repeterende bewegingen zoals bijvoorbeeld een droogtrommel?
  • Antwoord: ja
  • ‘Is uw kind uitbundig naar u toe door lichaams en gezichtsbewegingen of uitdrukkingen?
  • Antwoord: nee
  • Probeert u kind te communiceren met gebaren (vanaf 12 mnd het uitzwaaien van mensen)?
  • Antwoord: nee
  • Probeert uw kind woordjes te brabbelen? (vanaf 8-12 mnd)
  • Antwoord: nee

Vragenlijst 1-2 jaar:

  • Kan uw kind al losse woorden praten (vanaf 16 mnd)?
  • Antwoord: nee
  • Kan uw kind uw begrijpen als u losse woorden/aanduidingen of korte zinnen gebruikt?
  • Antwoord: nee
  • Als u bepaalde gebaren gebruikt zoals bijvoorbeeld aanwijzen of uitzwaaien begrijpt uw kind dat?
  • Antwoord: nee
  • Gebruikt uw kind gebaren zoals aanwijzen van een object om de aandacht daarop te leggen? (met 18 maanden)
  • Antwoord: nee
  • Als u uw vinger ergens naartoe wijst kijkt uw kind dan dezelfde richting op? (met 18 maanden)
  • Antwoord: nee
  • Als u vrolijk bent of doet, doet uw kind dan met u mee. Deelt ze dan in uw vrolijkheid?
  • Antwoord: nee
  • Als u uw kind iets aanbied (voorwerp) kijkt het dan naar dat voorwerp en pakt uw kind het dan aan?
  • Antwoord: nee
  • Toont uw kind interesse in andere leeftijdsgenootjes?
  • Antwoord: nee
  • Vertoont uw kind bijzonder opvallend zintuigelijke gedrag? zoals bijvoorbeeld handen over de oren bij bepaalde geluiden.
  • Antwoord: nee