Van DSM IV naar DSM V: wat zijn de verschillen?

De DSM-classificatie
De DSM-classificatie behoort tot één van de meest gehanteerde classificatiesystemen ter wereld binnen de psychiatrische aandoeningen. Het systeem is een manier om de belangrijkste, diagnostische bevindingen én bijbehorende conclusies op een rij te zetten. Dit gebeurt aan de hand van onder anderen klinische stoornissen, psychosociale- en omgevingsproblemen, persoonlijkheidsstoornissen, somatische aandoeningen en algehele beoordelingen van het functioneren.

Waar staat DSM voor?
DSM is een afkorting van ‘Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders’. De classificatie functioneert als een statistisch handboek binnen de psychiatrie en is voor het eerst opgesteld in 1952 door de American Psychiatric Association.

Welk doel dient de DSM?
Het doel van de DSM-classificatie was ten tijden van opstellen het aanbrengen van eenheid in de diverse interpretaties van diagnoses. Wilde men goed onderzoek doen naar een bepaalde psychiatrische aandoening, dan was het van belang dat dergelijke aandoeningen op eenzelfde wijze werden geanalyseerd en behandeld. Ter illustratie: een autisme-spectrumstoornis kan op meerdere manieren worden omschreven. De DSM tracht dit verschil in omschrijving terug te brengen tot één specifieke en correct omschreven definitie.

Wat staat er in de DSM-IV?
De DSM-IV werd geïntroduceerd in 1994. Het handboek bestond uit vele classificaties, vaak gebaseerd op syndroomdiagnosen. Classificaties worden meestal op een andere manier vormgegeven: op basis van etiopathogenese en de prognose van het ziektebeeld. Alleen al daarom is de DSM een bijzonder handboek: deze manier van vormgeven gaat namelijk binnen de psychiatrie niet op. De DSM wordt om die reden ook wel omschreven als een handboek met descriptieve classificaties.

Psychosociale problemen worden in de DSM omschreven als negatieve levensgebeurtenissen: moeilijkheden en onvolkomenheden in de omgeving, factoren die stress veroorzaken en het tekort schieten van maatschappelijke steun.

Waarom de DSM-V?
Door de jaren heen zijn er steeds meer exemplaren van de DSM-classificatie geschreven: de DSM-II, de DSM-III en in 1994 de DSM-IV. Deze versie is in 2013 verschenen: april 2014 kwam de Nederlandse vertaling van de DSM-V uit. Een recente wijziging. De ommekeer vindt haar oorsprong bij een eerder transformatie, namelijk die van de DSM-II naar de DSM-III. Deze wijziging resulteerde voor het eerst in de geschiedenis in een boekwerk waarbij de psychiatrische diagnose buiten beschouwing werd gelaten. De DSM-III bestond enkel nog uit omschrijvingen van de symptomen en dit idee is doorgevoerd in alle, daarna verschenen edities.

Wat zijn de verschillen tussen de DSM-IV en de DSM-V?
Een aantal wijzigingen zijn doorgevoerd in de DSM-V ten opzichte van de DSM-IV. De belangrijkste worden hieronder genoemd:
– De toevoeging van zogenaamde risico-syndromen;
– Het verdwijnen van het assenstelsel waarlangs diagnoses werden gerubriceerd;
– Een wijziging in het aantal secties. De DSM-V kent drie verschillende secties. Sectie 1 vertelt iets over de indeling die wordt gehanteerd. Sectie 2 gaat over de twintig hoofdcategorieën van het boek. Sectie 3 bevat classificaties die niet zijn opgenomen in de hoofdcategorieën;
– De DSM-V maakt géén gebruik van NOS-diagnoses (waarover verderop in dit artikel meer informatie);
– Iedere diagnose gaat na welke instandhoudende factoren aanwezig zijn.

Welke hoofdstukken vind ik in de DSM-V?
In de DSM-V vind je de volgende hoofdstukken:
– Neuro-ontwikkelingsstoornissen;
– Schizofreni en psychotische stoornissen;
– Bipolaire stoornissen;
– Depressieve stoornissen;
– Angststoornissen;
– Obsessief-compulsieve stoornissen;
– Dissociatie;
– Trauma- en stressgerelateerde stoornissen;
– Somatische symptoomstoornissen;
– Voeding- en eetstoornissen;
– Eliminatiestoornissen
– Slaap- en waakstoornissen;
– Seksueel disfunctioneren;
– Genderstoornissen;
– Ontwrichtende, impulsbeheersings- en gedragsstoornissen;
– Middelen gerelateerde en verslavingsstoornissen;
– Neurocognitieve stoornissen;
– Persoonlijkheidsstoornissen
– Parafonie;
– Overige psychische stoornissen.

Wat is er veranderd op het gebied van autisme?
De DSM-V heeft veel wijzigingen op het gebied van autisme. Zoals eerder genoemd wordt er géén gebruik meer gemaakt van de NOS-diagnoses. Dat houdt in dat de huidige diagnoses PDD-NOS, Asperger en klassiek autisme zijn verdwenen. Ze zijn samengevoegd onder de noemer ‘Autisme Spectrum Stoornis (ASS)’. Deze term geeft aan dat er diversiteit bestaat op de wijze waarop autisme zich uit. Wél kan worden aangegeven of er sprake is van een milde of ernstige mate van ASS.

De criteria voor deze diagnose zijn vanzelfsprekend ook veranderd. Autisme werd in de DSM-IV omschreven aan de hand van drie domeinen:
– Stereotyperende patronen van gedrag;
– Beperkingen in de communicatie;
– Beperkingen op het gebied van sociale interactie.

Deze drie domeinen zijn in de DSM-V vervangen door:
– Beperkingen in de sociale communicatie en interactie;
– Repetitief gedrag en specifieke interesses.

Wat is het gevolg van deze veranderingen?
De DSM-V wordt nu én in de toekomst gehanteerd als handboek voor alle nieuw te stellen psychiatrische diagnoses. Met deze herziene versie, waarin autisme dus niet meer wordt ingedeeld aan de hand van subtypen, wordt er waarschijnlijk minder autisme gediagnosticeerd. Voordeel hiervan is dat het voor de gemeenschap wellicht economisch gezien voordeliger wanneer er minder mensen met autisme zijn. Aan de andere kant kan dit leiden tot nadelen voor de zorgindicaties, ondersteuning en scholing van deze mensen.

 

(Voor een eerder artikel over de DSM IV klik je hier DSM IV)

Autisme op school, de wet op passend onderwijs

Binnen de Wet op Passend Onderwijs is er sinds augustus 2014 het een en ander veranderd. Zo is het budget voor de zogenaamde ‘rugzak-leerlingen’ opgeheven. Een dergelijk budget werd destijds afgegeven voor kinderen met een bepaalde leef- en onderwijsbehoefte, waarbij voornamelijk werd gekeken naar het medische dossier. Hierdoor kwamen de betreffende kinderen wel vaak in aanraking met andere kinderen die hetzelfde doormaakten. Dit opheffen kan daarom gezien worden als nadeel voor de kinderen.

Aangezien er sindsdien wordt gekeken naar het individuele kind en zijn of haar onderwijsbehoefte, worden diverse kinderen met een bijzondere leef- en onderwijsbehoefte op een plek neergezet waar zij mogelijk geen gelijkgestemdheid zullen vinden. Een voordeel hieraan kan weer zijn dat zij kunnen leren van allerlei verschillende soorten leef- en onderwijsbehoeften, bijna net zoals op een “gewone” school.

Ware het niet dat een kind met Autisme over het algemeen een zeer beperkte leefwereld heeft. Dit creëert het kind zelf of het wordt door de ouders/verzorgers gecreëerd, om het kind te beschermen. Vaak weet de omgeving van een kind met autismekenmerken niet goed hoe te handelen. Daarbij zijn er veel verschillende vormen van Autisme. Daarnaast kunnen autismekenmerken vaak bij een andere aandoening horen, waardoor de symptomen zeer uiteen lopen. Een specifiek beeld van elk kind is dus zeer welkom, zowel voor de ouders/verzorgers van het kind maar zeker ook voor de begeleiders binnen het onderwijs.

Diversiteit

Meerdere kinderen met autismekenmerken kunnen een heel verschillende aandoening met zich meedragen. Wanneer men bijvoorbeeld kijkt naar het Triple-X-syndroom, dat expliciet kan worden gediagnosticeerd via een chromosoomonderzoek, dan ziet men hier ook diverse kenmerken van een sociaal-emotionele stoornis dat ook bij Autisme voorkomt. Daarnaast wordt samen met Autisme ook vaak PDD-NOS genoemd, dat ook bij kinderen met het Triple-X-syndroom is genoemd alvorens zij deze diagnose kregen.

Autisme is een aanduiding die snel geopperd wordt, zodra een kind bepaalde kenmerken vertoont. Zo’n kind wordt dan al gauw – al is het denkbeeldig – op een bepaalde plek neergezet. Van dat is een beoordeling op passend onderwijs vanuit het individuele oogpunt van het kind beslist een goed gegeven.

Specifieke autismekenmerken

Wanneer duidelijk is dat een kind specifieke autismekenmerken
vertoont, is daar over het algemeen goed op in te spelen. Inmiddels zijn er diverse boeken over geschreven en staat het internet boordevol tips. Ook zijn er ervaringsverhalen te vinden van volwassenen of ouders van kinderen met een vorm van Autisme.

Wat bij iedereen met Autisme sterk naar voren komt is een beperking in het communiceren met anderen. Men leeft in een eigen wereldje, is vaak moeilijk bereikbaar of kijkt een ander niet recht aan – of juist continue – bij enige interactie. Wat met kinderen met het Triple-X-syndroom dan verschilt is bijvoorbeeld het gebrek aan empathie.

Stress is een invloedrijke factor waar alle mensen met kenmerken zoals onder andere vanuit het Autisme hinder van ondervinden. Waar stress voor “de gewone mens” al van invloed is op het gedrag; daar werkt bij bijvoorbeeld Echolalie – dat ook voorkomt bij Autisme – de stressgevoeligheid extra door. Het voortleven binnen het eigen wereldje heeft zo zijn eigen veiligheid, waarbij stress niet welkom is. Wordt dit wereldje van buitenaf opgeschrikt door een groter of overheersend iets, een stressvolle situatie of een op andere wijze dramatische gebeurtenis, dan is iedereen die daar kwetsbaar genoeg voor is uit zijn of haar doen. Met alle mogelijke gevolgen van dien.

Wat is passend onderwijs

Wat voor het ene kind passend onderwijs is, hoeft voor een ander kind helemaal niet zo te zijn. Gelukkig blijft er binnen de Wet op Passend Onderwijs een budget toegankelijk voor extra hulp aan leerlingen die daar behoefte aan hebben. Zodra eenmaal is gebleken dat een bepaald kind extra begeleiding nodig heeft, dan wel hier in het verleden baat bij heeft gehad, dan wordt dit over het algemeen voortgezet.

Een extra voordeel is dat er in de afgelopen jaren een grote diversiteit aan gerichte opleidingen is bijgekomen, zowel in de vorm van klassikaal als schriftelijk onderwijs. Ook integreren er steeds meer ervaringsdeskundigen binnen de Welzijnssector, waardoor er allerlei “nieuwe” functies en ook functie-omschrijvingen zijn ontstaan. Een ervaringsdeskundige kan een zeer waardevolle ondersteuning bieden, zowel voor de leerling als voor de hulpverlener.

Dankzij deze brede ervaringskennis zijn er meerdere mensen geïnteresseerd geraakt in allerlei aandoeningen, stoornissen, beperkingen maar beslist ook bereid om samen te kijken naar oplossingen. Ervaringsdeskundigen hebben levenservaring opgedaan. Zij weten van de verschillende fasen die iemand ondergaat bij het verwerken van een trauma, maar ook weten zij meer dan anderen hoe het is om een diagnose te krijgen die in eerste instantie nog onduidelijk lijkt. Er wordt gezocht naar verschillende handvatten om door te kunnen in het leven en men ontwikkelt zich meer en meer. Daar waar nodig roept men de hulp in van een hulpverlener en misschien is dit zelfs een collega-ervaringsdeskundige.

Al met al: Autisme is allang niet meer zo onbekend binnen de Nederlandse samenleving, althans niet onder de mensen die betrokken zijn bij anderen en gezamenlijk willen werken aan een betere toekomst voor iedereen. Daar wordt plaats gemaakt voor gedegen onderwijs en moties ingediend voor het behoud van passend onderwijs, voor iedereen.